NIEUW BOEK STADSWANDELKANTOOR
19e-eeuwse architectuur in Amsterdam
De 19de eeuw staat niet bekend als een bloeiperiode van architectuur, niet in Nederland, niet in Amsterdam. Weliswaar is er in de tweede helft van deze eeuw heel veel gebouwd, omdat de stad zich enorm uitbreidde. Maar deze architectuur werd in de 20ste eeuw weggeschreven als totaal onbelangrijk, ouderwets, iets om resoluut afstand van te nemen. Vooral het eclecticisme, de van-alles-wat stijl, vond geen genade in de ogen van menigeen.
Boek bestellen:
In werkelijkheid waren de ambities er zeker wel. De 19de-eeuwse architect had nog het ideaal een bouwkunstenaar te zijn, aan de stad schoonheid toe te voegen. Gebouwen werden met maximale aandacht voor detail ontworpen. De binnenstad werd verrijkt met panden, die in tegenstelling tot veel 20ste-eeuwse architectuur zich meestal mooi voegen in de 17de- en 18de-eeuwse omgeving. Slechts weinigen beseffen dat de door menigeen bewonderde binnenstad van Amsterdam voor twee derde bestaat uit architectuur die na 1850 tot stand kwam. Daarbij zijn veel grote beeldbepalende toevoegingen: Station, Beurs, kerken, ziekenhuizen, grote kantoren, fabrieken, musea, warenhuizen.
Decennia later, toen het modernisme opkwam, werd het bijna verdacht als een architect verklaarde schoonheid na te streven. Want schoonheid en functionaliteit gingen samen, was de leidende gedachte. Met terugwerkende kracht haalde men zijn schouders op over 19de-eeuwse architectuur. De 19de eeuw zou een tijd zijn geweest van stilstand, kwalificaties als suikertaarten werden gebruikt. Beeldbepalende gebouwen werden daarom zonder scrupules afgebroken. Toonaangevende architecten uit de negentiende eeuw werden in de vergetelheid gedrukt.
In werkelijkheid was de 19de eeuw allerminst een periode van stilstand. Het was de eeuw van de grote ontdekkingen. In de architectuur stokten vakbekwaamheid, talent, of genialiteit niet ineens, maar werden in de tweede helft daarvan juist enorm gestimuleerd. Het was bepaald niet zo, dat men op de 20ste eeuw moest wachten voordat er iets waardevols gebouwd werd.
Je kunt je nog afvragen in hoeverre de architectuur van de 19de eeuw vernieuwend geweest is. Maar als dat het hoofdcriterium is, kun je heel veel architectuur bij het grofvuil zetten, inclusief die van Berlage, die bepaald niet de grote vernieuwer was die hij voorwendde.
De laatste decennia kantelt dit beeld gelukkig enigszins. De hegemonie van het modernisme liep ten einde, het postmodernisme brak door. Het Cuypersgenootschap, opgericht in 1984, maakt zich met succes sterk voor behoud van architectuur na 1850. In 1992 verscheen een geheel nieuwe editie van d’Ailly’s Historische Gids van Amsterdam met veel teksten over 19de-eeuwse architectuur. Eind jaren ’80 startte het Monumenten Inventarisatie Project (MIP), dat naast inventarisatie van waardevolle objecten tussen 1850 en 1940 de bedoeling had bouwkunst uit deze periode te selecteren voor opname in de Rijksmonumentenlijst. Van de 150.000 geïnventariseerde landelijke objecten in Nederland werden er 15.000 geselecteerd als kandidaat-rijksmonumenten. Voor veel al gesloopte gebouwen was dat te laat – ‘Monumentenzorg’ had zich heel lang uitsluitend geconcentreerd op gebouwen vóór 1850 - maar heel wat objecten konden daardoor toch gered worden.
Het nieuwe boek van Stadswandelkantoor geeft een indruk van een in de literatuur min of meer verwaarloosde periode van architectuur in Amsterdam. Er zijn algemene hoofdstukken over de maatschappelijke veranderingen in de 19de eeuw, en de daarmee gepaard gaande bouwproductie in de tweede helft van de eeuw, over bouwstijlen en eclecticisme en over de speciale positie van Berlage. Het grootste deel van het boek bevat beschrijvingen van hoogtepunten van 19de-eeuwse architectuur, per stadsdeel geordend en gerangschikt met het oog op eventuele wandelroutes.
De beschrijvingen blijven goeddeels beperkt tot 19de-eeuwse rijksmonumenten. Een grote concentratie bezienswaardige panden is te vinden in 19de-eeuwse wijken rond Vondelpark en Rijksmuseum, de Plantage en Weesperbuurt. Maar de meeste zijn toch te vinden in de historische binnenstad. Ze komen daar overal voor, ook in de grachtengordel, met een opvallende concentratie rond de 19de-eeuwse doorbraak van de Raadhuisstraat, en in de omgeving van Rokin / Oude Turfmarkt, Spui en Muntplein.